Straatvechten? De Mythe ontmaskerd

door Joe Lewis, vertaald door Marcel de Jong

Joe Lewis (rechts)

Mensen die in vechtsporten trainen zijn jarenlang geconditioneerd om de verkeerde vragen te stellen. De klassieke misleidende vraag is: ”Welke vechtkunst is de beste?” De echte vraag zou moeten zijn: “Waarom heb ik een vechtkunst nodig?” Vechtkunst is als afvallen, de belangrijkste vraag is niet “Wat eet ik?” maar “Waarom eet ik?”. Als er geen toegang tot feiten is en we laten na om onbewezen stellingen te onderzoeken, ontstaan mythen.

De vechtkunst wordt overspoeld door mythen. Er zijn studenten die geloven dat als ze zich kunnen voordoen of vechten als een slang, een bidsprinkhaan of zelfs een aap, dat ze daardoor dan direct superioriteit verwerven. Deze geaccepteerde manier van doen is even onzinnig als de mythe dat alle studenten in een vechtkunstklas alle technieken exact het zelfde moeten uitvoeren. Maar korte mensen kunnen vechten alsof ze lang zijn, kleine mensen niet alsof ze groot zijn, en langzame mensen kunnen zich niet voordoen als iemand die genetisch sneller is. Kleine mensen wordt zelfs geleerd om hun oefeningen te doen terwijl ze recht voor een veel grotere tegenstander staan. Als je kort bent of anderszins klein, moet je leren vechten als een kort of klein persoon. In het dierenrijk zien we geen slangen die vechten alsof ze vogels zijn, en geen tijgers die als vlinders vechten. Mensen hebben vele technische uitdagingen te overwinnen zonder dat ze leren te vechten als een soort vogel, insect of andere diersoort. Leren vechten als een mens is al moeilijk genoeg.

Uit deze oneindige chaos van onbewezen onzin komt een ander onaantastbaar fenomeen voort: de “straatvechter”. Professionele vechters en vechtkunstleraren worden vaak lastig gevallen door deze marginale groep van mensen die niet de volharding en de wil hebben om in het openbaar te trainen, of het zelfvertrouwen om de competitie aan te gaan. Deze figuren beweren onophoudelijk dat ze echte vechters zijn, beter dan degenen die in de ring vechten. Anders dan echte vechters echter, pretenderen zij immuun te zijn voor beoordeling. Hun zelf-uitgeroepen titels klinken als “dodelijkste mens in leven” en “koning van de straatvechters”.

Vechters vechten net als hardlopers rennen. Beiden zijn ze dol op competitie. Een administratie van gewonnen en verloren wedstrijden wordt bijgehouden inclusief data, locaties en tegenstanders. Een klein deel van deze ambitieuze individuen behoort tot de professionele wereld-klasse, vechters genaamd. Deze status moet je verdienen, en niet over jezelf uitroepen.

De enige administratie die over straatvechters wordt bijgehouden bevindt zich op het politiebureau. De ervaren politiemensen waarmee ik samenwerkte beschrijven hun vele “ontmoetingen” met straatvechters, voor het grootste deel, als niet meer dan een grap. Deze agenten melden dat er uiteindelijk niet veel meer dan een grote mond overblijft.

Het woord “straatvechter” heeft me altijd gestoord. Het doet me denken aan de term “killer instinct”. Er bestaat niets als een killer instinct. Journalisten bedachten de term om de bokser Jack Dempsey te beschrijven. “Straatvechter” is een woord in het woordenboek; echter nu, op mijn 57 e , heb ik vele gevechten gezien, maar tot op de dag van vandaag, nog nooit één op straat. Ik denk dat die zogenaamde straatvechters gezien moet worden als een stuk tuig, terrorist of onvolwassen jongetje die vaak degene is die gevechten veroorzaakt. Meest van de tijd bestaan hun prestaties uit het slaan van wat dronkaards, een paar kinderen en mogelijk zelfs een paar arme zwervers. Deze figuren respecteren geweld. Als kinderen worden blootgesteld aan volwassenen die geweld gebruiken, zoals een ouder die zijn kind slaat, absorberen ze twee signalen. Ten eerste dat volwassenen geweld stilzwijgend goedkeuren en ten tweede dat volwassenen geweld gebruiken om problemen op te lossen. Dit is waar wereldoorlogen mee beginnen. Als je trots bent jezelf een straatvechter te noemen, hoop ik, samen met onze kinderen, dat je nooit bij me in de buurt zult komen wonen.

Twee dingen aan de straatvechter amuseren me. Welk doel wordt er precies gediend met het gebruik om het gezonde verstand uit te schakelen en jezelf de titel “straatvechter” toe te kennen, om vervolgens met hetzelfde enthousiasme te beweren dat straatvechter een hogere status hebben en te claimen dat ringvechters niet kunnen straatvechten. Welke belangrijke tekortkomingen zien we als we beweren dat professionele vechters in de straat hulpeloos zouden zijn, kijkend naar mensen als Mike Tyson of Frank Shamrock en anderen? Er zijn er die beweren dat ringvechten niet praktisch is, of onecht. Maar wat is er precies onecht of minder dodelijk aan een trap, een knie of een stoot die een tegenstander in de ring kan uitschakelen en soms zelfs doden? En wat dacht ja van een verwurging of een klem, die ook kan doden of een tegenstander in acute hulpeloze toestand kan brengen.

Van fysieke kracht tot mentale gehardheid is er geen aanwijsbare eigenschap van straatvechters die een ringvechter niet ook kan hebben. Soms zijn de technieken anders. Als je bijvoorbeeld naar de geschiedenis van het boksen kijkt, zul je zien dat in de tijd van de blote vuisten de boksers hun handpalmen naar boven hielden. Als ze hun vuisten met de palmen naar beneden zouden hebben ingedraaid, zoals tegenwoordig vechters met handschoenen aangeleerd wordt, zouden ze hun vuisten kapot geslagen hebben. Ook kan de bedoeling van een techniek variëren. Ik kan je slaan zonder je pijn te doen, ik kan je mishandelen en straffen, ik kan je martelen, doden of zelfs begraven. Ieder van die toenemende intenties geven gradaties van effect. Soms kan een agressieveling met een wapen aankomen of met anderen om hem te helpen, maar deze factoren maken straatvechters niet beter. Het creëert alleen een what-if scenario. Wat als de ringvechter zijn pistool trekt….

Neem 10 professionele top-vechters (K-1, UFC, Pride enz.) en plaats ze in een straatomgeving. De meeste rationele experts zouden de uitkomst in het voordeel van de professionals verwachten. Als je daarentegen de straatvechter in de ring zet, zullen er weinig zijn die een stuiver geven voor zijn kansen.

Straatvechten heeft zijn verdienste, maar is het niets meer dan een truukje of een toevalstreffer? Mijn oudere broer had een stevige reputatie in zijn tijd. Op een avond ging hij naast een vrouw zitten die alleen in een nachtclub zat. Even later kwam de woedende vriend van de vrouw eraan, en die daagde mijn broer uit mee naar buiten te komen. Mijn broer stond op met zijn bier nog in zijn hand en zei: “Is goed, laat me even mijn bier opdrinken”. Toen hij de fles aan zijn mond zette, liet hij deze plotseling vallen en overrompelde hij de man door hem te slaan met de vuist waarin zich zojuist nog de fles bevond. Tijdens mijn jonge jaren leerde mijn broer me veel over dit soort situaties. De situatie van mijn broer illustreert de oudst bekende tactiek van de verrassingsaanval.

Alleen door het woord “straat” voor het woord “vechten” te zetten, wordt je niet ineens multifunctioneel. Het woord heeft geen magische kracht en het betekent dan ook niet dat een ongetrainde vechter ineens 10 of 12 gruwelijke ronden lang tientallen op wereldniveau uitgevoerde stoten, trappen en worsteltechnieken kan weerstaan. Ook kan de straatvechter niet de professionele snelheid, kracht en accuratesse opbrengen zonder jarenlang te trainen met stugge trainingspartners en slimme trainers. Noch kun je verwachten altijd te winnen met het oog op vermoeidheid, druk of fysieke pijn zonder dat je kunt bogen op een jarenlange carrière waarin je hebt laten zien altijd gefocust te kunnen blijven op de interne overtuiging nooit op te geven. Dit is een aantal van de eigenschappen die echte vechters opdoen in hun jarenlange training en toewijding. Deze eigenschappen kunnen alleen worden ontwikkeld in echte scenario’s tegen goed voorbereide vechters van wereldklasse.

In het leger imiteren we ook het succes van legers die wonnen, niet dat van degenen die er alleen over praten. Mijn zwarte band vechters vergaren door te doen de mogelijkheid om 8, 10 of 12 ronden tegen een goed getrainde tegenstander te doorstaan, hem in de ogen te kijken en hem 5 dingen te laten weten. Eén, je kunt niet tegen mijn snelheid op; twee, je kunt niet tegen mijn kracht op; drie, je kunt me geen pijn doen; vier, ik word nooit moe en vijf, ik geef nooit op. Als je nog nooit oog in oog hebt gestaan met zo’n vechter terwijl hij goed geoefende stoten, trappen, ellebogen en knieën op je afvuurt met koelbloedige accuratesse en toewijding van wereldklasse, dan kun je niet met kennis van zaken of met overtuiging spreken, noch kun je enig idee hebben waar je het over hebt als het gaat over vechten.

Tenslotte kan ik je verzekeren dat er veel meer ringvechters zijn die wel eens in de straat hun vaardigheid hebben moeten testen, dan er straatvechters zijn die de ring in zijn gestapt. Als je 10 top ringvechters en 10 top straatvechters neemt, en je laat ze hun vaardigheden testen in elkaars arena, wie denk je dan dat een hoger winstpercentage zou hebben? De vaardigheid van een ringvechter zal altijd, zonder enige twijfel, beter voor hem werken dan een straatvechters vaardigheid hem ooit zou kunnen helpen in de ring.

Joe Lewis